Moord... of toch niet? (deel 2)
Gepubliceerd in de rubriek Toentertijd in DeMooiSonenBreugelKrant, 24 oktober 2018
In deel 1 zagen we dat de in Son wonende tekenaar, etser en schilder Jan Bagelaar op 8 februari 1837 plotseling overleed. De huishoudster van Bagelaar en haar nichtje werden door de politie gearresteerd op verdenking van moord. Door de rechter werden beide vrouwen echter wegens gebrek aan bewijs vrijgesproken.

Al met al was er dus nog steeds geen goede verklaring voor Bagelaars dood. Een mogelijkheid die wel eens geopperd wordt, is dat Bagelaar zichzelf in de problemen heeft gebracht door te experimenteren met chemicaliën. Als etser was Bagelaar natuurlijk bekend met het werken met zuren. Immers de etser brengt een waslaag aan op een koperen etsplaat, tekent de afbeelding in spiegelbeeld in de waslaag en legt de etsplaat enige tijd in een zuurbad. Op de plaats waar de waslaag is weggehaald zal het zuur in de koperen plaat bijten waardoor de tekening in de plaat zichtbaar wordt. Vervolgens kunnen met behulp van de etsplaat, een drukpers en inkt meerdere prenttekeningen afgedrukt worden. Op deze manier kon kunst op een relatief goedkope manier onder een groot publiek worden verspreid. Bagelaar had als kind van de Verlichting een onderzoekende geest en probeerde zijn manier van werken steeds te verbeteren. Het probleem bij het maken van prenttekeningen was in die tijd dat tekeningen gewassen in Oost-Indische inkt moeilijk waren na te bootsen. Na een bezoek aan een katoendrukkerij kwam Bagelaar op het idee om de etsplaat op de plek waar de gewassen Oost-Indische inkt moest komen, af te dekken met zeemleer. Tot zijn eigen verbazing werkte deze methode prima: … bij het zien der eerste Proeven mijner geheel nieuwe Prentteekeningen als met het Penseel gewaschenen Oost-Indischen Ink, te meer zonder enig bijtmiddel (Salpetergeest, zo nadeelig voor het gezigt en de gezondheid) ten voorschijn gebracht op zulk eene eenvoudige wijze.
Dat zijn werk op prijs werd gesteld, blijkt onder meer uit de prijzen die hij in de loop der jaren had gewonnen. In 1816 kreeg hij tien dukaten van de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel in Haarlem voor zijn idee om op een nieuwe manier prenttekeningen te maken. Hij stuurde zijn idee in onder het motto Aan Toeval is men vele ontdekkingen verschuldigd. Aangemoedigd door dit succes stuurde Bagelaar een monster drukzwart van eigen makelij naar de maatschappij. Ditmaal onder het motto De Luyaard zijn dagen gaan heen als de schaduw eener wolke en hij laat geene voetstappen van zijn gedachtenis. Helaas kreeg Bagelaar dit keer geen prijs uitgeloofd omdat hij bij zijn eerste inzending zijn prenttekeningen al met zijn door hemzelf uitgevonden drukinkt had vervaardigd. Wel kreeg Bagelaar voor zijn twee inzendingen de zilveren erepenning van de maatschappij. Bovendien werden in 1817 beide ideeën in boekvorm uitgegeven. In 1822 behaalde Bagelaar nogmaals een prijs van 10 dukaten bij dezelfde maatschappij voor een aantal etsen ingestuurd onder het motto Aude Aliquid (Waag iets).
Hoewel uit het eerste citaat blijkt dat Bagelaar zich weldegelijk bewust was van de gevaren van het werken met chemische stoffen, heeft hij op die fatale dag 8 februari 1837 bij het nemen van proeven wellicht een fout gemaakt. En was er dus helemaal geen sprake van moord maar van een ongeval. En waren er twee vrouwen bijna onschuldig veroordeeld. We zullen het nooit weten.
